Deel vier van mijn manuscript heb ik geschreven vanuit het perspectief van Pieter de Ruijter, een rechter uit Utrecht. Hij en twee andere collega’s krijgen het dossier van Willem Loenen onder ogen. Met zijn drieën moeten ze de zaak behandelen en tot een oordeel komen. Willem Loenen, een vissersknecht uit Bunschoten, wordt van een drietal ernstige feiten verdacht. Het verhaal speelt zich in 1960 af.
Tijdens het schrijven van dit deel heb ik me verschillende keren door Suze laten informeren. Suze is mijn buurvrouw en heeft als advocaat bij de rechtbank in Utrecht gewerkt. Eerder vroeg ik haar of ze de definitieve versie van mijn manuscript met een juridisch oog wilde lezen.
Suze heeft vier opmerkingen:
- Tijdens de rechtszitting, waarbij veel publiek aanwezig is, treden drie getuigen op, waaronder een elfjarige jongen. Suze adviseert me om De Ruijter de zaal te laten ontruimen zodra de jongen aan de beurt is. ‘Kinderen worden nooit in het bijzijn van publiek ondervraagd’.
- Suze vindt dat Kuintje Loenen, de dochter, wel heel vrijelijk praat over wat haar is aangedaan. Doorgaans schamen slachtoffers zich dood voor dergelijke delicten en durven ze hun mond nauwelijks open te doen. En zeker niet als daar veel dorpsgenoten bij aanwezig zijn.
- Een ander belangrijk punt betreft de lijdelijkheid van de rechter. Als Jos Nieuwenhoven, een van de drie rechters, Kuintje ondervraagt komt hij een mogelijk nieuw feit op het spoor en stelt hij haar daar vragen over. ‘Mag een rechter niet doen,’ zegt Suze, ‘die beperkt zich tot de feiten die in het dossier zijn aangedragen.’ Haar advies: ‘Laat Lodijk, de advocaat van Loenen, haar daarover vragen stellen.’
- Hoofdstuk 34, waarin de drie rechters de zaak bespreken om de feiten bewezen te verklaren en een strafmaat te bepalen, is volgens mijn buurvrouw overbodig. ‘Weten we al.’ Ze adviseert me over dit punt een of twee alinea’s te wijden in het hoofdstuk waarin De Ruijter zijn vonnis uitspreekt.
Kijk, aan zo’n buurvrouw heb je wat!
Punt 1 is een fluitje van een cent, redeneer ik razendsnel, maar met de punten 2 en 3 ben ik wel een paar dagen bezig. En punt 4 wil ik nog even op me in laten werken. In elk geval met Meike, mijn redacteur, bespreken. Eind van de week stuur ik haar de definitieve versie toe.
Het verzwegen kind, ontdekte ik gisteren, staat al op internet en is vanaf 6 september te koop.