Mijn boek is af. Eindelijk. Uitgever tevreden, redacteur tevreden, ikzelf opgelucht en blij, wat wil een mens meer?
Dat heel Nederland over de roman praat! Dat hij een jaarlang in de boeken top 10 staat. Dat hij in elke kwaliteitskrant vijf sterren krijgt. Dat hij in 20 talen vertaald wordt. Dat hij 30 herdrukken beleeft. Dat hij verfilmd wordt. Dat er een toneelstuk van wordt gemaakt. Dat hij de Librisliteratuurprijs wint. Dat de plek waar het verhaal zich afspeelt een bedevaartsoord wordt. Dat hij…
Voorjaar 1994. De fascinatie, mijn debuut, was pas verschenen en ik leefde in een roes. NRC- Handelsblad maakte melding van ‘novellen van een constant hoog niveau’ en ‘dialogen die verrassend goed in elkaar zitten’. Maar ook andere kwaliteitskranten raakten er opgewonden van. De Morgen noemde me zelfs ‘een bijzonder schrijftalent’.
Hoe groot was de teleurstelling na het verschijnen van mijn tweede roman. De eerste recensie die ik van het boek onder ogen kreeg, kwam uit De Telegraaf. ‘Banaal en betekenisloos’, kopte Ingrid Hoogenvorst en daarna vertelde ze in 700 woorden hoe klungelig, provinciaal en onbenullig De liefde volgens Bloem wel niet was. Gelukkig bood een positieve recensie uit De Morgen van een halfjaar later enige troost, – ‘…een subtiele, suggestieve roman over het onuitspreekbare, als kwellend geheim ervaren anders zijn.’ – maar toch… Het scheelde weinig of ik raakte mijn vertrouwen in het schrijverschap kwijt.
Positieve recensies vergeet ik, negatieve blijven hangen. Dagen ben ik van slag. ‘Wat anderen ervan vinden doet er niet toe,’ sprak vriendin Helga van Kooten me een keer streng toe, ‘jouw taak is het om te schrijven.’ En Mees Hartog, die andere vriend: ‘Recensenten zijn mensen, net als wij, mensen met een bepaalde voorkeur en smaak en daar moet jij maar net inpassen.’
Het leven vlak voor en na het verschijnen van een roman gaat niet over rozen. Vaak val ik in een gat. Wat nu? Meteen aan een nieuw boek beginnen kan ik niet. Wel gist en broeit het daarboven of maak ik aantekeningen, maar de meeste tijd gaat verloren aan nietsdoen en wachten. Wachten op een recensie, wachten op een uitnodiging voor een lezing of een interview, wachten op… ja waarop eigenlijk?
Lezingen en interviews, ook zo wat. Hoewel ik op dat gebied al heel wat ervaring heb opgedaan, zie ik er elke keer weer als een berg tegenop. Ik hoor mezelf in radioprogramma’s hakkelen en stotteren en naar adem happen. Vlak voor een opname begint, beeld ik me in dat ik een vraag niet begrijp. Of dat hij niet goed tot me doordringt, zodat ze niks met me kunnen beginnen en het programma moet worden stopgezet. Wonder boven wonder gaat het altijd goed.
‘Zonder publiciteit ben je als schrijver nergens meer,’ hoor ik mensen om me heen beweren, ‘daarom moet je op internet. Contacten met andere schrijvers leggen. Zorgen dat je op televisie komt.’ Allemaal leuk en aardig, maar ik geloof daar niet in. Ik geloof in de kwaliteit van een boek. Nog steeds. Een roman die goed is, komt er. Neem Het geheime dagboek van Hendrik Groen. Ondanks het feit dat lange tijd niemand wist wie er achter het pseudoniem schuilging, werd de roman prima ontvangen. Hij werd zelfs een hype. Toen NRC-Handelsblad en de Volkskrant de schrijver na enig speurwerk toch wisten te achterhalen en hem benaderden, merkte deze fijntjes op dat hij ‘niet op publiciteit zat te wachten en geen zin had in de heisa die bekendheid met zich meebrengt.’ Geweldig!
‘Jouw taak is het om te schrijven’, hoor ik Helga weer zeggen en ze heeft gelijk. Daarom moet ik maar weer ‘s beginnen. Maar help, ik heb nog geen idee!