De roman waaraan ik werk, beschrijft de lotgevallen van Willem Loenen (58), dochter Kuintje (29) en zoon Gijs (11). Moeder is pas overleden. Het verhaal is op waargebeurde feiten gebaseerd en speelt zich af in het Bunschoten van de vorige eeuw. Het gaat met name mis tussen Willem en Kuintje.
Afgelopen week heb ik me nog eens in de figuur Loenen verdiept. Wat voor man was hij? Wat waren zijn drijfveren en hoe kwam hij tot zijn daden? In zijn dossier uit het Utrechts archief staat dat hij werkte als vissersknecht, weinig inkomsten genoot en een hele rits kinderen had. Wat niet vermeld wordt, maar overduidelijk is: Loenen had een hoog libido.
Vaak verwerk ik herinneringen uit mijn eigen jeugd in Bunschoten in mijn verhalen. Toen ik over Loenen nadacht, kwam er zo’n herinnering naar boven. Het gebeurde midden jaren 60. Er deden geruchten de ronde dat in de pastorie van hervormd predikant A. seksfeesten werden georganiseerd. Ik was 11, misschien 12 jaar en wist nauwelijks wat seks inhield, maar in mijn verbeelding zag ik een huiskamer vol rokende en drinkende mannen en vrouwen. Ze hingen in hun stoel of zaten op de grond en aan het einde van de avond, als ze flink aangeschoten waren, kleedden ze zich uit. (Voor vrouwen in klederdracht was dat een heel gedoe. De kledingstukken zaten met spelden aan elkaar vast. Ik kon daar echt over in zitten). Van wat er daarna gebeurde, kon ik me geen voorstelling maken.
Een andere herinnering betreft Sijtje van de K. van de Nieuwe Schans. Ik was toen al wat ouder, 14 jaar misschien, en wist intussen van de hoed en de rand. Vaag zie ik Sijtje voor me: fleurige kraplap, glanzende kuif en altijd goedlachs. Sijtje was getrouwd en had kinderen, maar dat weerhield haar er niet van andere mannen te ontvangen. Over Sijtje ging het gerucht dat ze voordat de daad begon, als ze haar kleren dus nog aan had, in haar broek piste. Gewoon, omdat ze dat lekker vond.
Geen herinnering, wel een fenomeen ten tijde van Willem Loenen was ‘de meidenmarkt’. Meisjes liepen op zondagavond met snoep in hun zak de Dorpsstraat op en neer, soms wel vijf keer achter elkaar. De jongens stonden aan de kant te ‘keuren’. Dat wil zeggen: ze joelden, floten en schreeuwden. Zag een jongen wat in een meisje, dan vroeg hij haar om een snoepje. Kreeg hij er een, dan zat het wel snor.
Een romanpersonage leer je het beste kennen door de handelingen die hij verricht en in mindere mate door wat hij denkt. Voor de meidenmarkt is Loenen te oud, lijkt me (hoewel, trekt hij zich daar iets van aan?), maar voor de rest gaat hij lekker zijn gang. Toch? Ik heb inmiddels een scène in mijn hoofd.