Veel ervaringen die ik heb opgedaan tijdens mijn nierdonatie in 2018 heb ik verwerkt in een roman met dat onderwerp. Hoofdpersoon is Rein Vaneveld (48). Hij heeft een ernstige nierziekte, zal overlijden als er niets gebeurt en post daarom een oproep op Facebook voor een donornier. Jenny Kleinendorst (46), met wie hij jaren geleden iets heeft gehad, reageert op die oproep en wil hem een nier geven. Rein verschijnt in februari bij Uitgeverij Marmer in Baarn.
Een van mijn belangrijkste ervaringen was het tweedaagse onderzoek in het umcg. Dat begon met een dag aan de nierpomp. Om kwart over zeven ’s ochtends moest ik me melden. Omdat ik in Utrecht woon, was ik de avond ervoor met mijn partner naar Groningen afgereisd en hadden we in een nh-hotel overnacht. De Nierstichting betaalde.
Overigens was ik van de vier kandidaten die mijn vriend een nier wilden geven als enige overgebleven. Mijn angst voor het onbekende, die ik vooral in het begin had, was grotendeels weg. In plaats daarvan raakte ik steeds meer gemotiveerd.
In de hal van het umcg was op dit uur nog vrijwel niemand te bekennen. Ik belde aan bij de afdeling waar ik moest zijn en een vrouw van begin zestig deed open. We schudden handen en noemden onze naam. Hannie heette ze.
Achter Hannie aan liep ik een ruimte met vijf ligstoelen binnen. In een aangrenzend vertrek stond een tafel bezaaid met potjes, buisjes, doosjes, spuiten en andere medische attributen. Toen ik Hannie mijn bokaal 24 uursurine had gegeven, wees ze me een van de ligstoelen aan.
‘Bent u nuchter?’ vroeg ze.
‘Als een kalf.’
Toen ik zat, gaf ze me een glas vruchtensap waar wat jodiumdruppels in opgelost waren. ‘Voor de schildklier’, legde ze uit. ‘Om radioactieve straling tegen te gaan.’ Daarna legde ze aan beide armen een infuus aan. Het linker koppelde ze aan een klein apparaat, de nierpomp, het rechter was bedoeld om elk uur buisjes bloed mee af te tappen. Ook wilde ze dat ik regelmatig naar de wc ging om uit te plassen, zij zorgde wel voor water. Halverwege de middag zou ze een dopamineoplossing op het infuus aansluiten, waardoor mijn nieren optimaal gingen functioneren en de reservecapaciteit in kaart werd gebracht.
Intussen waren er twee vrouwen binnengekomen. Eerst een jongere, vijf minuten later een wat oudere. Ook zij hadden een bokaal met 24 uursurine bij zich en net als ik kregen ze een ligstoel toegewezen. Toen Hannie de infusen bij mij had aangesloten, ging ze bij de vrouwen hetzelfde doen.
De jonge vrouw lag links van mij, de wat oudere schuin tegenover. Omdat de jonge vrouw haar armen steeds strekte en beurtelings een been in de lucht gooide, kreeg ik de indruk dat ze ballerina was. De wat oudere vrouw las in een tijdschrift. Hannie gaf ons koffie en verdween naar de ruimte waarin ze de 24 uursbokalen had neergezet. Zelf whatsappte ik mijn partner en las Nu.nl.
Halverwege de ochtend kwam mijn niercoördinator langs. Ze had zojuist op de machine gekeken, zei ze, en mijn nieren functioneerden prima. Ik vroeg haar wanneer ze dacht dat de transplantatie kon plaatsvinden, áls die tenminste door zou gaan. Ze vermoedde over een halfjaar.
‘U gaat een goede daad verrichten’, zei de ballerina zodra de niercoördinator de deur achter zich dicht had getrokken. Ze keek naar de wat oudere vrouw die was opgehouden met lezen. ‘Zeker’, zei die en knikte langzaam.
‘Aan een familielid?’ vroeg de ballerina.
‘Nee, aan een vriend.’
‘Wat mankeert hij?’ vroeg ze en gooide haar linkerbeen in de lucht.
‘Cystenieren.’
‘O ja, heel naar.’
‘Maar u dan, aan wie gaat u doneren?’ vroeg ik.
‘Ik ga niet doneren.’ Rechterbeen omhoog. ‘Ik heb er vijftien jaar geleden zelf een gekregen. Van mijn moeder. Doodziek was ik voor de transplantatie, maar toen ik uit de narcose kwam voelde ik me meteen een ander mens. Dat moment vergeet ik nooit meer.’
Ik knikte, onder de indruk. Een mooie, jonge vrouw, energiek en kerngezond zo te zien, maar wat was er met haar gebeurd als ze die nier niet had gekregen? Of had geleefd in de tijd waarin niertransplantatie nog niet mogelijk was? ‘Waarom ligt u hier als u toch al een nier hebt?’ vroeg ik.
‘Controle. Krijg ik elk jaar.’
Nu mengde zich ook de wat oudere vrouw in het gesprek. Ze had highlights en droeg een bril met een goudkleurig montuur. Eerst zei ze dat ze hier net als de ballerina voor controle lag, daarna vertelde ze waarom ze een nieuwe nier had gekregen en hoe ze aan haar donor was gekomen. Dat verhaal vond ik zo bijzonder dat ik het in mijn nieuwe roman heb verwerkt.
De naam in deze blog is gefingeerd.