De roman waaraan ik werk en die in september verschijnt, bestaat uit vijf delen. Deel 4 wordt verteld vanuit het perspectief van een rechter. Hij behandelt de zaak Loenen. Willem Loenen komt uit Bunschoten is in 1960 (in de roman althans) vanwege een ernstig misdrijf veroordeeld.
Het enige wat ik tot nog toe over mijn rechter weet, is dat hij getrouwd is, twee kinderen heeft en in de Utrechtse wijk Tuindorp woont. En dat hij Pieter de Ruijter heet.
Huidige opzet:
- De Ruijter krijgt het dossier van Loenen in handen. Samen met nog twee andere rechters (meervoudige kamer) moet hij een vonnis over zijn zaak vellen.
- De Ruijter leest het dossier en laat zijn gedachten erover gaan.
- Inhoudelijke behandeling van de zaak tijdens een rechtszitting: de aanklacht door de officier van justitie, het verhoor van de getuigen, het pleidooi van de advocaat, de verdachte die aan het woord komt enzovoorts.
- Het beraad in de raadkamer.
Intuïtief weet ik dat behandeling van de zaak alleen niet voldoende is. Als je pagina’s lang leest over wat Loenen heeft misdaan en hoe de rechters daarop reageren, verslapt je aandacht. Er moet nog iets spelen. Maar wat?
Lang geleden kreeg ik een artikel over plots in handen. Daarin werd onderscheid gemaakt tussen hoofd-, spiegel-, sub- en steunplots. Een fragment:
[Een spiegelplot] is een heel aardige plotsoort, waarmee veel te doen is. Deze plotsoort weerspiegelt de hoofdplot en wel positief of negatief. De spiegelplot dient aldus als extra bewijs voor de bewering. De bewering is bijvoorbeeld: werkloosheid leidt tot ondergang. Spiegelt de spiegelplot positief, dan is niet alleen de havenarbeider uit de hoofdplot werkeloos en gaat hij ten onder, maar ondergaat zijn buurvrouw met haar kapsalon (eerste spiegelplot) hetzelfde lot en geldt dit ook voor zijn vriend de accountant (tweede spiegelplot). Spiegelt de spiegelplot dezelfde hoofdplot negatief, dan gaat in de hoofdplot de havenarbeider nog steeds ten onder, maar vinden de kapster en de accountant wel werk en moet elk van hen, op basis van de bewering, gelukkig worden.
Ineens heb ik hem. Ik zet als tweede verhaallijn De Ruijters dochter in. Ze heet Anna, is 16 jaar en zit op het gymnasium. Met haar gebeurt net zoiets als met Loenens dochter Kuintje, alleen loopt het met haar wel goed af. Met ander woorden: de spiegelplot spiegelt de hoofdplot negatief. En voor De Ruijter betekent dit dat hij nog meer bij de zaak betrokken raakt.
Als schrijver kun je niet zonder eurekamomenten.