Als ik de balans opmaak van wat ik tot nu toe aan mijn nieuwe roman heb gedaan, kom ik tot de volgende opsomming:Ik weet wat ik wil vertellen, namelijk een waargebeurd verhaal dat zich in Bunschoten heeft afgespeeld.
- Ik weet wie de hoofdrolspelers worden: Willem Loenen (58) en zijn dochter Kuintje (29).
- Ik weet wat Willem en Kuintje nastreven en hoe ze elkaar daarin gaan tegenwerken.
- Ik heb me verdiept in de tijd waarin ze leefden: eind jaren 20 van de vorige eeuw.
- In het Utrechts Archief heb ik het dossier van Willem Loenen en zijn dochter uitvoerig bestudeerd. Alle processen-verbaal, zowel die van de politie als die van de rechters-commissarissen, heb ik overgetypt, een kleine 60 bladzijden in totaal.
- Ik heb me verdiept in de rechterlijke macht. (Maar nog lang niet genoeg.)
- Ik heb de plek bezocht waar het drama zich afspeelde, namelijk achter de hervormde St. Catharinakerk in Bunschoten. Cynisch toeval: Catharina diende ‘ter bewaking van de kuisheid en als beschermster tijdens de bevalling’ (Wikipedia).
- Ik heb de Blokhuispoortgevangenis in Leeuwarden bezocht (waar Willem Loenen heeft gezeten).
- En ten slotte: Omdat ik me het lot van Kuintje aantrok maar ook uit nieuwsgierigheid, heb ik bij het Centraal Bureau voor Genealogie in Den Haag haar persoonskaart aangevraagd en wat blijkt: na de veroordeling van haar vader is ze bij haar broer ingetrokken.in die stad is ze later getrouwd. Ze kreeg drie kinderen en stierf op 85-jarige leeftijd.
Na al dat voorwerk moet ik eindelijk eens gaan schrijven. Maar waar begin ik? Vertel ik het verhaal in chronologische volgorde? Ga ik fragmentarisch te werk? Begin ik bij het eind? Of wordt het, net als Zwijgend verleden, een cirkelverhaal waarbij het begin en het einde in elkaar vloeien? Ik moet er vooral voor waken dat het verhaal voorspelbaar wordt.
Ander probleem: het karakter van mijn personages. Wat voor mensen worden het? Hoe staan ze in het leven? Marcel Proust maakte gebruik van een invullijst om zijn personages beter te leren kennen, een A4’tje lang:
- Mijn belangrijkste karaktertrek…
- Mijn favoriete eigenschap in een man…
- Mijn belangrijkste tekortkoming…
Een keer heb ik van dit lijstje gebruikgemaakt, bij De engel van Spakenburg, maar veel leverde het niet op. De ervaring heeft me geleerd dat karakters vooral tijdens het schrijven ontstaan. In elk geval wil ik van Willem Loenen geen beest maken; hij moet ook goede kanten hebben. En Kuintje mag niet al te zeer slachtoffer worden; ze mag ook best een beetje vechten.
Intussen ben ik nog steeds niet begonnen. ‘Schrijf scènes’, blèrt mijn vriend Mees Hartog door de telefoon. ’Scènes. scènes en nog eens scènes. En als je er zo’n vijftig hebt geschreven, stuur je ze naar je uitgever en laat je hem er een coherent verhaal van maken, haha!’
Morgen ga ik aan het ‘echte’ werk beginnen.