Af en toe moet je orde op zaken stellen. Niet alleen in je hoofd, ook om je heen. Na weken van onafgebroken schrijven kreeg ik die behoefte. Ineens. Mijn werkkamer was een puinhoop geworden, naar buiten kijken kon ik niet meer. Ik zeemde de ramen en sopte de vensterbank. Ik dweilde de vloer, rangschikte aantekeningen en gooide overbodige papieren weg. Eén brief wist ik net op tijd van de papierversnipperaar te redden. Hij dateert uit 2009 en kwam van collega-schrijver Wouter Noordewier uit Nieuwegein. Mijn derde roman, De ceremoniemeester, was een halfjaar uit. Geloof me, de brief is het lezen waard.
Geachte Heer Duijst,
Mag de Held van mijn Roman-Die-Maar-Niet-Afkomt (oorspronkelijk bedoeld om alléén maar zinnen te bevatten die niet van mij waren) met een van Uw vrouwelijke personages neuken?
Ik heb al eens gepubliceerd, onder andere bij De Harmonie, Bert Bakker, Meulenhoff (googelt U maar op als U het niet gelooft), maar zo’n roman als bovengenoemde heb ik waarschijnlijk nog niet geschreven.
U weet misschien intuïtief welk onuitwisbaar figuurtje ik bedoel? Ik beloof U haar voornaam te respecteren, en haar, eventueel, als kleine erkenning van Uw auteurschap, Uw achternaam te geven, goed?
In een geheel nieuw hoofdstuk wordt zij dan teruggeplaatst naar een bordeel, Alice in Wonderland geheten, in het New York van 1900, waar de hoofdpersoon, Prendergast geheten, zich mengt met andere illustere prostituanten.
Opdat mijn Roman zijn originaliteit en esprit beware, laat ik directe verwijzingen naar oksels, schaamhaar en labia mayores erbuiten, die zijn uiteraard te clichématig; over (bijna te gebruikelijke) erotische aanduidingen als een vochtige blik en zinderend sta ik nog in dubio; zaken als Prendergast’s koene genitalia horen, uiteraard, te blijven bestaan. Kortom, U hoeft niet bang te zijn dat ik Uw aantrekkelijk persoontje twee paar tieten zal geven, zoals bij 0,26% van de vrouwelijke bevolking het geval schijnt te zijn. Kortom, ik laat haar intact. Misschien dan wel niet als virgo intacta, maar wel bijna zoals zij woordelijk vanonder Uw toetsenbord vandaan is verrezen. En ik zal haar zéker niet doen kreunen en hijgen onder mijn Prendergast en zijn illustere tijdgenoten Freud, Jack de Ripper, Sherlock Holmes, Nietzsche etc.
Met deze brief stel ik U in staat bezwaar te maken tegen mijn nieuwe hoofdstuk, wel beseffend dat nu mogelijk een zweem van onethisch gedrag om de hoek dreigt te kijken, daar ik U immers, bij wenkbrauwgefrons van Uw kant, als het ware bijna lijk te swingen te reageren.
Met vriendelijke groeten,
Wouter Noordewier
Twee dagen lang was ik euforisch. Een collega-schrijver was blijkbaar zo onder de indruk geraakt van Suzanna Witten uit De ceremoniemeester (want op háár doelde hij, dat wist ik zeker) dat hij haar in zijn eigen werk terug wilde laten komen. En dat terwijl mijn uitgever de roman op het allerlaatste moment had afgeblazen. Even laaide de woede weer in mij op. Wat een stelletje amateurs daar in Breda. Wat een sukkels. Bijna had ik ze gebeld. Zien jullie nou wel! Ik zei toch dat het een goed boek was! Overigens verscheen de roman later alsnog, in een samenwerkingsproject tussen Gopher en Bruna, maar dit terzijde.
Terug naar Noordewier: natuurlijk ging ik de man toestemming geven Suzanna Witten naar een bordeel in New York af te laten reizen. Zelf zou er immers vierkant achter staan. Ik broedde op een antwoord. Dat moest met minstens zulke mooie woorden en met een even zorgvuldig taalgebruik worden opgesteld. En geestig zijn.
De brief die ik hem een week later stuurde, vond ik na lang zoeken in mijn computer terug. Ik publiceer hem in mijn volgende blog.